Het wel en wee van zeldzame broedvogels en kolonievogels in Utrecht in 1997Frank Ellenbroek |
||
De roekenpopulatie, die in de eerste helft van de jaren negentig is verdubbeld,
laat vanaf 1996 geen noemenswaardige groei meer zien (figuur). Als we de
drie grote kolonies die al minstens vanaf 1936 zijn bezet (Kasteel Renswoude,
Kasteel Loenersloot en Huis te Linschoten) apart nemen (figuur), dan blijkt
dat deze vanaf 1991 min of meer stabiel zijn gebleven op een aantal van
rond de 400 paar. In de periode ervoor namen de aantallen in deze kolonies
min of meer evenredig toe met de toename van de totale provinciale populatie
(Van der Winden 1995). De toename in de periode 1992-96 is vrijwel uitsluitend
toe te schrijven aan kolonies die nog niet erg lang bestonden of die in
deze periode nieuw zijn ontstaan. Na 1996 zijn ook de aantallen in deze
kolonies gestabiliseerd.
|
||
|