DE ONTWIKKELING VAN EEN ROEKENKOLONIE BIJ ALMELOPeter van den Akker |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingDe laatste jaren is het aantal Roeken in Twente aanzienlijk toegenomen. Een groot deel van de Twentse Roeken broedt rondom Almelo. Tot en met 1989 broedden hier veel vogels in één grote kolonie in een Populierenbos nabij de jachthaven (langs de zijtak van het Twentekanaal). In de winter 89/90 is dit bos gekapt, met als gevolg dat in het voorjaar van 1990 op diverse plaatsen in de omgeving nieuwe kolonies ontstonden. Eén van deze kolonies vestigde zich in een Populieren-bosje bij de visvijver op het industrieterrein Dollegoor. Dit bosje bestaat uit 43 populieren die in een regelmatig plantverband staan. Deze vestiging wekte in 1990 mijn nieuwsgierigheid de ontwikkeling van deze kolonie te gaan volgen, hetgeen ik 7 jaren heb gedaan. Inmiddels is bekend, dat ondanks verwoede pogingen van onze voorzitter dit tegen te houden, het bosje in het voorjaar van 1997 zal worden gekapt i.v.m. de bouw van een clubhuis. In dit artikel wil ik ingaan op de verspreiding van de Roekennesten over dit bosje. Beschrijving van het bosjeHet bosje bestaat uit 43 Zwarte populieren welke naar schatting 35 á
45 jaar oud zijn. De bomen zijn geplant in 4 rijen met een plantafstand
4,5 m x 4,5 m. De hoogte van de populieren bedraagt ca. 20 m. De oriëntatie
van de 4 plantrijen is noordwest-zuidoost. Dit betekent dat met de overheersende
windrichtingen in Nederland, naast "centrumbomen" (19 stuks), in de randen
"windbomen" (14 stuks) en "luwe bomen" (11 stuks) zijn te onderscheiden.
MethodeRoeken vestigen zich normaliter tot laat in april in hun kolonies. Het
aantal nesten is daarom bij voorkeur eind april of begin mei geteld, juist
voor het sluiten van het bladerdak. Door stormen in herfst en winter waaiden
ieder jaar de meeste nesten uit de bomen. Bij het tellen konden geen onbewoonde
nesten worden onderscheiden.
ResultatenEen aantal gegevens van de kolonie is opgenomen in tabel 1. Het aantal
paren is over de gehele telperiode geleidelijk gestegen. De oneven jaren
vielen de aantallen steeds iets terug.
Zeven bomen bevatten geen enkel jaar een nest, dit betrof steeds randbomen.
Wanneer het maximale aantal nesten per boom uit de diverse jaren wordt
opgeteld, blijkt dat er potentiële ruimte is voor minimaal 115 nesten.
Er zijn dus minstens 115 gaffels geschikt om een nest in te kunnen bouwen.
Hierbij moeten we ons bedenken, dat gedurende de 7 teljaren door stormen
gesteltakken uit bomen kunnen zijn gebroken, waardoor nestplekken kunnen
zijn verdwenen. Ook kunnen door groei van de bomen nestplekken zijn verdwenen
of juist zijn ontstaan. De bezetting met nesten t.o.v. het theoretisch
maximum van 115, varieerde jaarlijks van 45% tot 68%.
Tabel 1. Het gemiddeld aantal nesten per type boom bedraagt:
De Roeken toonden dus een duidelijke voorkeur voor bomen in het centrum van het bosje. Uit tabel 1 blijkt dat het gebruik van de beide type randbomen is toegenomen. DiskussiePost (1990) beschrijft het broeden van Roeken in midden-Brabant. Hij clustert
diverse kolonies tot een koloniecomplex. In zo'n koloniecomplex komt één
"moederkolonie" voor, waarin de aantallen Roeken zich vaak gelijkmatig
ontwikkelen. De overige kolonies zijn "satellietkolonies" waarin de aantallen
kleiner zijn en meer fluctueren. Ook de verschillende kolonies in Almelo
en omgeving kunnen worden opgevat als zo'n "koloniecomplex". De Dollegoor-kolonie
was in deze terminologie een satellietkolonie met een lichte fluctuatie
van de aantallen Roeken. De fluctuaties vonden met name plaats in de "centrumbomen",
de groei van de kolonie heeft vooral plaatsgevonden in de "randbomen".
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Peter van den Akker | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|