door Ron Lodewijks
Vrijdag 3 december 2004 - Natuurbeschermers hekelen het gemak waarmee
de overheid omspringt met de jacht op de roek. Vergunningen voor het doden
van deze beschermde vogel zijn klakkeloos gebaseerd op oncontroleerbare
schadegevallen. De roek als vogelvrije melkkoe.
Ze zouden lammeren verslinden, voetbalvelden omploegen en de gezondheid
van mensen bedreigen. Het publieke imago van de roek staat haaks op de
bedaagde biologische status van deze wettelijk beschermde vogel, die vaak
wordt verward met de agressieve zwarte kraai waarop hij sterk lijkt.
Het Faunafonds in Brabant keert jaarlijks tussen 35.000 en 70.000 euro
gemeenschapsgeld uit aan boeren die schade lijden door roekenkolonies.
Volgens de schadestatistieken doen deze insecteneters zich in boomgaarden
en akkers te goed aan appels, peren, peulvruchten, granen en groenten.
’Dit is een groot probleem waar echt iets aan gedaan moet worden’,
vindt de provincie al jaren. Zij wil nu in heel Brabant de jacht op de
roek vrijgeven om ’veelvuldige en belangrijke schade’ in appel- en perenboomgaarden
en groentekwekerijen te bestrijden. Provinciale Staten beslissen vandaag
over een wijziging hiertoe van de verordening die algemene vrijstellingen
van het jachtverbod op dieren regelt.
„Daarmee wordt de roek volkomen ten onrechte vogelvrij verklaard. Dat
is een forse stap terug sinds de invoering van de Flora- en Faunawet, die
meer bescherming aan de natuur zou gaan bieden. Heel erg jammer“, zegt
vogelkenner Boena van Noorden uit Deurne, waar zo’n duizend roeken zijn
gelegerd. De grootste kolonie huist in de plaatselijke kasteelruïne.
Volgens Van Noorden richten de roeken nauwelijks schade aan in het
Deurnese buitengebied. „Veel boeren zien deze vogels graag in hun weilanden,
waar ze het gras vrijmaken van ongedierte.“
Imposant
Niettemin kwamen de meeste Brabantse schademeldingen in de periode 1999-2001
uit Deurne. Hier werd in totaal voor 15.000 euro schade getaxeerd.
Dat staat in geen verhouding tot het imposante bedrag van tegen de
300.000 euro aan roekenschade dat de firma Ebben te Cuijk kreeg uitgekeerd.
De zwarte vogels stortten zich eind jaren negentig massaal op het houtgewas
van dit bomenbedrijf. Boomtoppen braken als luciferhoutjes, waardoor grote
hoeveelheden kweekmateriaal op slag waardeloos werden.
Het Faunafonds slaagde er via een hertaxatie in de ’opvallend hoge’
schadeclaim van naar schatting 500.000 euro fors te verlagen, maar moest
daar van de Raad van State in het hoger beroep van Ebben weer wat op toegeven.
„Maar in Cuijk is geen roek te bekennen“, stelt Toon Voets van Vogelbescherming
Nederland. „De dichtstbijzijnde kolonie huist op 15 kilometer in Boxmeer.
Aangezien deze honkvaste vogel zich hooguit een kilometer van zijn standplaats
begeeft, heeft zich bij Ebben iets buitengewoon merkwaardigs voltrokken.
Sinds de plaatselijke vogelwerkgroep daar roeken is gaan tellen om achter
de waarheid te komen, was het plotseling gedaan met de claims“, beschrijft
Voets dit legendarische geval dat zich nergens meer heeft herhaald.
„Beginnen ze weer over Ebben? Dat is zeer laag“, reageert Piet Remijnse.
Want deze consulent van het Faunafonds in Zuid-Nederland heeft ’met eigen
ogen gezien dat het roeken waren’. „Als Voets dat betwist, had hij dit
bij ons moeten aankaarten. Dat is nooit gebeurd.“
Fruittuin
Dat bewijsmateriaal onontbeerlijk is om dubieuze schadeclaims te bestrijden,
blijkt volgens Voets, tevens SP-politicus in Oss, ook heel duidelijk bij
een ander vermaard geval: de Philips Fruittuin de Wielewaal in Eindhoven.
„Hoewel ook daar geen roeken zijn geteld, weet fruitteler Faes met zijn
geweeklaag steeds weer de publiciteit te halen en zelfs Kamerleden voor
zijn karretje te spannen.“
Het Faunafonds weigerde vorig jaar 17.000 euro geclaimde roekenschade
aan deze fruittuin uit te keren, omdat de teler ’geen enkele poging heeft
ondernomen om zelfs maar een deel van zijn bomen met netten tegen de vogels
te beschermen’.
Een Brabantse ambtenaar onderzocht begin jaren negentig een geruchtmakend
verhaal van een boer dat de lammeren in diens wei door vraatzuchtige roeken
werden verslonden. „Daar klopte niets van. De schaapjes waren door verwaarlozing
gestorven en ten prooi gevallen aan kraaien, die zich tegoed deden aan
de nageboorte.“ Een ambtenaar die in Oost-Brabant enkele honderden schademeldingen
moest beoordelen, stuitte daarbij ’nimmer op ernstige schade door roeken
en andere beschermde vogels’. „Vaak ontbrak in het veld zelfs elk bewijs.
Desondanks werden vergoedingen toegekend. Eens onderzocht ik een perceel
maïs waar roekenschade was gemeld maar waar het stierf van de houtduiven.
Die zijn niet beschermd en leveren geen schadegeld op.“
Ook de Vogelwerkgroep Midden-Brabant heeft sterke twijfels over dergelijke
gevallen, die volgens haar rieken naar belangenverstrengeling en fraude
in het besloten wereldje van boeren en jagers waar nauwelijks controle
op is. „Wij vragen ons af hoe onafhankelijk de beëdigde taxateurs
zijn die de gemelde schade moeten vaststellen“, zegt voorzitter Peer Busink.
Het ’Taxatiebureau 2000’ dat door het Faunafonds in Brabant wordt ingeschakeld,
is eigendom van de Oudheusdense boomkweker M. van de Bijl.
Remijnse van het Faunafonds reageert lakoniek. „Moeten wij er dan onkundige
onderwijzers op afsturen? Schadetaxaties kun je alleen laten uitvoeren
door mensen met praktijkervaring. Bovendien controleren wij de bureaus
steekproefgewijs, om ze scherp te houden. Nog nooit is daaruit iets van
fraude gebleken. Die verdachtmakingen zijn nergens op gebaseerd.“
Geen maatregelen
Een door Faunafondsvoorzitter Servaas Huijs (voormalig PvdA- Kamerlid)
geleid onderzoek naar de zeer sterk gestegen uitkeringen voor faunaschade,
wijst evenmin in de richting van gesjoemel. De provincie heeft ’geen enkele
reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van Taxatiebureau 2000’.
De Vogelwerkgroep Midden-Brabant constateerde dit jaar evenwel tijdens
wekelijks veldonderzoek in de wijde omtrek van Tilburg en Breda dat op
geen enkel officieel erkend schadeperceel waar met toestemming van de provincie
roeken mogen worden doodgeschoten, verplichte maatregelen waren genomen
om boerenakkers tegen de roek te beschermen. Busink: „Nergens was een schriklint,
vlag, vogelverschrikker of knalapparaat te bekennen. Wij hebben ook geen
roeken gezien die schade toebrachten aan akkergewassen. Ze fourageerden
vrijwel uitsluitend in weilanden.“
Terwijl het volgens de provincie goed gaat met de roek in Brabant en
J. Schoppers van het onderzoeksinstituut Sovon spreekt van een stabiele
situatie met 10 á 11.000 roeken, blijkt uit tellingen van de vogelwerkgroep
dat in Midden-Brabant de laatste vier jaar sprake is van een forse achteruitgang.
Vorig jaar waren hier nog maar 1225 vogels over, de helft minder dan in
1995.
Kolonie
De grootste kolonie (294 roeken) bevindt zich bij Gilze rond de beboste
kruising van de Gilzerbaan over de A59. Dit ’dramatische dieptepunt’ loopt
volgens de werkgroep parallel met de versoepeling van de jacht op de roek.
Zij verzette zich eerder dit jaar met succes tegen twee nieuwe besluiten
van de provincie om bejaging van roeken toe te staan. De bestuursrechter
in Den Bosch was het met de vogelaars eens dat het provinciebestuur zich
bij het beoordelen van dergelijke aanvragen niet louter mag baseren op
schadecijfers van het Faunafonds.
Onderzoek
Zij moet ook zelf onderzoeken of de geconstateerde schade op boerenakkers
werkelijk door roeken is veroorzaakt. Toen de provincie alsnog het veld
in ging, trok zij één ontheffing in omdat voor het doden
van deze vogels geen reden is.
De vogelwerkgroep krijgt inmiddels steun van de Brabantse Milieufederatie,
die het liberale jachtbeleid van de provincie aan de kaak stelt en ook
het doden van andere beschermde diersoorten als grauwe ganzen en fazanten
aanvecht.
De Feiten
Roek (Corvus Frugilegus)
-
Beschermde vogel, die in de jaren zestig en zeventig zwaar te lijden had
van landbouwgif en de jacht
-
De meeste roeken komen voor in Gelderland (17.000), Overijssel (12.500),
Drenthe (11.000) en Brabant (een dikke 10.000)
-
Broedt en leeft in kolonies, in tegenstelling tot de solitaire zwarte kraai
die sterk op hem lijkt
-
Eet naast insecten (larven), vooral aas, eetbaar menselijk afval en zaaigoed
-
Komt vooral voor in bosranden, verspreide bosjes en hoge bomen langs wegen,
waarin ze hun nesten bouwen
-
Mag alleen worden gedood met ontheffing van het jachtverbod.
|